We konden dan wel overmacht inroepen maar toch blijf je op dat moment ergens hangen in een grijze zone. De sector was namelijk niet verplicht om te sluiten. Iedereen in de bouwsector mocht in principe zijn werkzaamheden verderzetten mits inachtneming van de opgelegde regels. Enkele werven werden op initiatief van de bouwheren gesloten maar wij hadden/hebben ook voldoende andere lopende werven die wél toegankelijk bleven omdat de “social distancing” wél kon gerespecteerd worden. Elke medewerker beschikt ook over zijn eigen gereedschap en voor de verplaatsing naar de werven waren er eveneens voldoende veilige opties. Ik kreeg dan ook vrij snel de vraag van enkele werkwillige arbeiders of ze de maandag erop (23 maart) terug aan de slag konden. Aangezien wij een vrij open communicatie voeren met onze medewerkers, kreeg iedereen van mij de vrije keuze. Deze omstandigheden zijn voor iedereen nieuw dus ik voelde mij dan ook niet geroepen/geplaatst om keuzes te maken in andere mensen hun plaats. Het is ten andere ook helemaal niet onze huisstijl.
Week 13 werd aangevat met 20% van onze arbeiders.
Onze HVAC-techniekers - die veelal bij mensen thuis op interventie moeten - kregen van mij de raad om de klanten zoveel als mogelijk telefonisch proberen te verhelpen. Desnoods m.b.v. “facetime” ed. Dat lukte eigenlijk vrij aardig. Omwille van de groeiende mobiliteitsproblematiek ijver ik daar eigenlijk al jaren voor maar de mens (en zeker de Belg) is een gewoontedier en draagt persoonlijk contact nog steeds zeer hoog in het vaandel. Op zich niks mis mee maar toch denk ik dat dit soort tele-methode(s) door de Corona-crisis wel eens in een stroomversnelling zouden kunnen terechtkomen. Zo “heb” elk nadeel ook telkens z’n voordeel. Voor de bedienden werd een beurtrol ingevoerd zodat er ten alle tijde permanentie was op bureau en er voor de rest van de dagen van thuis gewerkt kon worden.’